Krasje op je ziel
“De familie is onderweg!” “Aan jou de oneervolle taak om ze het verschrikkelijke nieuws te brengen. Lukt dat?” vraagt mijn supervisor. “Uh ja,” zeg ik – op de automatische piloot. Achteraf wist ik toen helemaal niet waar ik ja tegen zei.
Jaren geleden word ik als beginnend assistent met spoed in consult gevraagd bij een opgenomen patiënt. Ik ga erheen en zie de patiënt: Dit is niet goed, denk ik. Ik heb wat moeite met het elektronisch dossier, maar vanwege de haast ga ik met een incompleet verhaal toch alvast overleggen. Gelukkig is mijn supervisor in huis en besluiten we samen de patiënt klaar te maken voor transport naar een ander centrum. Ik weet nog dat ik een klein moment nam om de patiënt aan te kijken, zijn schouder te pakken en zei: “Meneer, u heeft waarschijnlijk een hartinfarct. We gaan u overplaatsen naar een ander ziekenhuis waar ze u gaan dotteren, oké?”. ”Oké.”
Mijn supervisor blijft bij de patiënt en ik ga snel een overdrachtsbriefje typen voor de ambulance. Ik krijg nog steeds kippenvel als ik terugdenk aan wat er toen gebeurde. Ik hoor mijn supervisor roepen in de verte “Meneer?? Meneer?? Oh nee…daar gaat ie!” Ik ren ernaar toe. De plank gaat er net onder. VFib. Reanimatie mocht niet meer baten. De ambulancemedewerkers vertrekken weer. Het voelde zakelijk. Het voelde als de juiste medische beslissing om te stoppen met reanimeren.
De tegenstelling van dit zakelijke gevoel met hoe persoonlijk verlies voelt, is gek. Verlies is mij niet vreemd. Destijds stond de politie bij me aan de deur en ik wist direct dat het niet goed was. Onverwacht overlijden, medegedeeld door een vreemde, is zó onwerkelijk voor de nabestaanden. Ik wist wat ik ze ging aandoen door het nieuws te delen en ik wilde dat niet, kón dat niet.
Terug naar de familie. Ik zie ze nog de afdeling op lopen. De ogenschijnlijke dochter en echtgenoot van de overleden patiënt in kamer 6 wisten alleen van een overplaatsing. Ze nemen plaats in een spreekkamer. Ik ga tegenover ze zitten en maak oogcontact. Voor de eerste keer is er echt contact. Ik was snel voor ze uitgelopen naar de kamer, omdat ik bang was dat mijn ogen slecht nieuws zouden verraden en ik wilde privacy voor dit moment. “Ik ga het meteen zeggen: Hij is overleden.”
De echtgenote schreeuwt. Ongeloof bij de dochter. Immens verdriet. Het voelde niet langer zakelijk. Ik voel tranen opwellen. Meerdere gesprekken met de familie volgen en een lieve verpleegkundige van een andere afdeling kwam me helpen met het invullen van de overlijdenspapieren.
Nog steeds vraag ik me soms af of ik zijn overlijden had kunnen voorkomen, als ik net iets sneller was geweest. Jaren later, iets wijzer en grijzer, blijft dit toch nog een krasje op mijn ziel.