Interview Matthijs Botman

28 dec 2022

Alweer enige tijd geleden werd Matthijs Botman geïnterviewd door Martine van der Linde en Marin Leijdekkers. Matthijs is tropenarts, plastisch chirurg én algemeen directeur van Global Surgery Amsterdam. Geheel passend als afsluiter van onze themamaand: “Arts met grenzen” werd het een interview óver grenzen, letterlijk en figuurlijk.

 

 Hoe kijk jij terug op jouw assistententijd?

“Mijn eerste assistententijd was als tropenarts in opleiding in het IJsselmeerziekenhuis in Lelystad. Het was een klein ziekenhuis met nog kleiner ziekenhuis in Emmeloord, waar ik af en toe op de spoedpost moest zitten. Ik ervoer dat men anders met zorg omging dan dat ik gewend was in de randstad. Mensen van Urk kwamen bijvoorbeeld veel minder naar het ziekenhuis en áls ze kwamen, kwamen ze met klachten die vaak al langer bestonden. Het was een hele leerzame en leuke tijd. Ik heb er erg van genoten om met een groep jonge dokters de boel draaiende te houden. Er waren in het totaal 15-20 assistenten in het hele ziekenhuis. Er was geen officiële opleiding dus de kleine groep assistenten moest zelf met elkaar beslissen of we iets aan onderwijs zouden willen organiseren en ook wat er kon worden verbeterd in het ziekenhuis om ons werk goed te kunnen doen. We waren een hechte groep en organiseerde regelmatig onderwijsmomenten  gecombineerd met eten op donderdagavonden. Dan nodigden we een specialist uit en gingen we daarna gezellig drankjes doen samen. Wat ik het meest geleerd heb uit die tijd, toen al en later in Afrika nog meer, is dat als je iets wil veranderen of iets ergens van wil maken dat je het vooral zelf moet doen.”

Enthousiast vertelt hij verder: “Na twee jaar was ik tropenarts en ging ik naar Congo. Daar werkte ik in omstandigheden waar natuurlijk nog veel minder geregeld was. De artsen hadden geen boeken en hadden niet geleerd hoe je informatie op het internet zou kunnen opzoeken. Er waren veel mogelijkheden om er met het lokale team iets van te maken. Als ik erop terugkijk, gaf vooral dat mij veel voldoening. Ik dacht dus, ik wil onderwijsactiviteiten opzetten hier. Ik had allereerst voor elke werknemer drie boekjes van Artsen zonder Grenzen besteld over algemene geneeskunde, essentiële medicijnen en gynaecologie/verloskunde. Ik geloofde daar in gezamenlijk onderwijs, niet in een scheiding tussen artsen en verpleegkundigen zoals dat hier in Nederland is. Dat je met alle gezondheidswerken en met de mensen die schoonmaken en de sterilisatie van OK-instrumenten doen één team bent waarmee je samen leert. Artsen, verpleegkundigen en ondersteuners zijn aan elkaar gekoppeld en samen zorg je ervoor dat ieder iets vindt waar hij/zij iets van leert dat voor hen belangrijk is.”

Matthijs zet zijn verhaal kracht bij met een concreet voorbeeld. “Iedere vrijdagochtend hadden we onderwijs. Daar kwam ik erachter dat de mensen daar nooit geleerd hadden hoe een boek als naslagwerk gebruikt kan worden. Sommigen hadden nooit een opleiding gevolgd maar alles in de praktijk in het ziekenhuis geleerd. Er gebeurden twee dingen met de boekjes die ik meebracht; óf het boekje werd ongelezen op een prominent plek in de kast gezet, óf het werd van A tot Z doorgelezen in een poging alles uit het hoofd te leren. Als ik dan vroeg: wat is het 2e keus middel voor behandeling van Malaria? Dan werd het hele boek doorgebladerd. Ze wisten niet wat een inhoudsopgave was, dat moest ik uitleggen.’’

Hij vertelt over een zelfverzonnen spel “Jeux de Jus” (“Het spel van het drankje”). Hij bedacht een vraag die niemand uit het hoofd zou weten maar die simpel op te zoeken was in het boekje; degene die als eerste het antwoord wist won een fles frisdrank: “In het begin probeerde iedereen tevergeefs de vragen uit het hoofd te beantwoorden, het kostte wat tijd voordat het werd opgezocht in het boekje. Na een aantal maanden was iedereen heel goed in het spel geworden. Maar wanneer ik meekeek in de spreekkamers, lag dat boekje nog steeds niet op tafel. Ik kwam erachter dat het in hun cultuur een afgang was als je dingen opzoekt, want als dokter werd er van je verwacht dat je altijd alles uit het hoofd weet.”

Matthijs legt uit: “Het lijkt heel logisch. Je kan nooit alles uit je hoofd weten en als je iets snel kun opzoeken; dan ben je een goede dokter. Dat zij daar heel anders over dachten vond ik toen erg leerzaam. Bij thuiskomst kwam ik erachter dat het in Nederland precies hetzelfde is, wellicht iets minder extreem. Er wordt in de opleiding nog steeds te weinig tijd besteed aan het opzoeken van informatie. Bijvoorbeeld de handbotjes zou je volgens sommige artsen als medisch student uit je hoofd moeten weten, maar in mijn ogen is het pas als je je in de handchirurgie specialiseert gek als je die niet weet. Ik vraag me wel eens af waarom coassistenten daar dan zo op afgerekend worden. Dat er in die fase nog steeds de aandacht wordt gelegd op aantonen dat je dingen uit het hoofd kan leren. Wat mij betreft zijn we hier op de middelbare school al op getest, dat hoeft niet steeds opnieuw.”

Waar kan de aandacht in de opleiding beter naartoe gaan volgens jou?

“De kwaliteiten die nodig zijn om dingen op te kunnen zoeken. Daarnaast vind ik dat er meer aandacht zou moeten zijn voor het leren samenwerken in een team. Dat is in een ziekenhuis heel erg belangrijk. Daarbij aansluitend is het ook belangrijk om te weten hoe de zorg goed georganiseerd wordt; hoe systemen draaien. Als je er handig in bent om die kennis goed toe te passen, dan kun je je eigen rol goed uitvoeren en effectief, lastige situaties tackelen.

Hij gaat verder: “Dat is best een uitdaging, want in de huidige tijd zijn er veel administratieve taken die vaak niet goed op elkaar zijn afgestemd waardoor je door de bomen het bos niet meer ziet. Om efficiënt te kunnen werken is het nodig om spreekuren voor voor te bereiden, maar wanneer doe je dat? Ik heb er moeite mee dat je dat in je vrije tijd moet doen. Uit eigenwijsheid bereidde ik ze vaak niet voor omdat ik vond dat je daar niet je vrije avond aan moet besteden. Uiteindelijk kwam ik er dan achter dat het voorbereiden van de je dag belangrijk is, voor goede patiëntenzorg en om zelf relaxed te blijven. Maar waarom is dat niet als een activiteit in ons dagelijks werk ingebakken? Dit is interessant om over na te denken en zou een stuk beter kunnen. Inmiddels heb als staflid de mogelijkheid mijn poli wat later te laten beginnen. Zo kan ik het eerste uur administratief voorbereiden: de nieuwe patiënten triëren, mijn mails beantwoorden en de tijd gebruiken om de poli met de assistent voor te bespreken met een kop koffie. Zo kan het dus ook en je werk wordt er echt niet inefficiënter van.’’

Nu heb jij dit zelf voor jezelf gecreëerd; heb je het idee dat je eerder ook dingen hebt kunnen aankaarten en veranderen?

Matthijs denkt na: “Nee, ik denk dat het als assistent lastig was geweest dit te regelen.   Alhoewel, ik denk dat ik het in een volgend leven zeker zou proberen. Ik denk wel dat je dit soort punten als assistentengroep kunt inbrengen met goede argumenten.’’

Hoe ga jij om met de zaken die energie slurpen?

Nadenkend: “Goede vraag. Dat is nog een leerproces. Mijn grootste leerpunt is; je kan niet alles. Er moeten keuzes gemaakt worden. Ik ben enthousiast, geïnteresseerd in verschillende onderwerpen en ik wil het ook goed doen. Daar komen voorwaarden bij kijken: goed voorbereid zijn, teamleden waarmee ik samenwerk genoeg zien en ook mijn eigen rol kunnen blijven ontwikkelen. Daarom moeten er constant keuzes gemaakt worden. Dat vind ik moeilijk, sterker nog: ik ben vrij slecht in keuzes maken.. Toch weet ik hoe belangrijk het is om wél keuzes te maken. Zo sta ik nu op een kruising; ik kan niet zowel reconstructief chirurg, handchirurg en genderchirurg blijven en daarnaast ‘Global  Surgery’ op de kaart zetten. Ik ben erachter dat ik hier de komende jaren toch bepaalde keuzes moet gaan maken om kwaliteit te blijven leveren en te groeien.”

Waar merk je dat aan?

“Ik merk dat ik gefrustreerd raak. Dat ik voor mijn gevoel de kennis en ervaring heb om dingen tot een succes te maken, maar dat ik gefrustreerd word van mezelf, omdat ik door tijdsgebrek tekort schiet in het garanderen van de voorwaarden die nodig zijn om dingen goed te doen. Bijvoorbeeld het begeleiden van onderzoekers, of mensen die helpen bij een Global Surgery onderwijs project. Ik moet van iedereen weten in welke fase ze zitten als ik een gesprek met ze heb. Vorig jaar, toen ik mijn eigen promotie aan het afmaken was, had ik momenten dat ik vaak heel bewust dingen moest gaan opschrijven in lijstjes om alles te onthouden en te ordenen. Op een gegeven moment zat mijn hoofd helemaal vol en dacht ik, wacht even. Dit is te veel. Dan is het niet meer leuk en moet je bijsturen.”

Als je terugkijkt naar jezelf als arts-assistent, heb je dan een tip voor jezelf?

“Ik heb me altijd druk gemaakt over keuzes. Toen ik in opleiding was tot chirurg kreeg ik de vraag of ik de overstap wilde maken naar de plastische chirurgie. Over die keuze heb ik een half jaar zitten wikken en wegen en dat kostte veel energie en tijd. Voor bepaalde keuzes moet je de tijd nemen, maar ik heb lang gedaan over bepaalde keuzes. Omdat ik dacht dat er heel veel van afhing. Als ik terug zou kijken zou ik meer op mijn intuïtie vertrouwen; een keuze maken is beter dan geen keuze maken. Als je dingen doet die je leuk vindt en waar je vertrouwen in hebt, dan kom je erachter dat de verschillende keuzes allemaal goed zouden zijn en dat het niet nodig is om daar zoveel tijd aan te verliezen. Die tijd kan je veel beter in andere dingen steken. Als je ANIOS bent en zit te dubben over of je een bepaalde opleiding wilt doen, ga het gewoon proberen. Dan kom je er vanzelf achter. Je moet niet bang zijn om iets te verliezen. Maar ik besef wel dat ik ook heel veel geluk heb gehad en dat veel mensen niet zoveel keuze hebben als ik.”

Wie is Matthijs?

“Moeilijke vraag, hoe kan ik daar nou zelf een goed antwoord op geven?” Matthijs denkt na en antwoord dan peinzend: “Ik houd van uitdagingen. Niet iemand die heel solistische doelen stelt voor zichzelf, maar ik krijg er energie van als het lukt om met een groep mooie doelen te bereiken. Daarin heb ik wel een hele duidelijke visie wat voor mij mooie doelen zijn en ben ik van nature vrij eigenwijs. Dan bepaal je graag zelf de doelen en probeer je andere mensen mee te trekken om die doelen te bereiken. De laatste tijd komt het steeds vaker voor dat er mensen op mij af komen die advies willen. Dan probeer ik om te luisteren naar wat hun gedachten, ideeën en idealen zijn. Ik vraag mij nu af: ‘Op welke manier kan ik hen helpen, zodat zij in hun kracht komen en zij dingen voor elkaar kunnen krijgen?’ Ik zie in deze fase dat deze houding meer resultaat oplevert dan wanneer ikmensen probeer te pushen mijn eigen nieuwe plannen uit te voeren. En weet je wat? Blijkbaar weten die mensen best goed wie ik ben want ze komen in mijn ogen vaak met erg mooie doelen waar ik graag bij help.

Om het af te sluiten hebben we drie stellingen voor jou:

  1. Intervisie of persoonlijke coaching?

“Het is beide zeer nuttig. Waarom heeft een topsporter een coach en een topchirurg niet? Omdat ik graag binnen een groep samenwerk kies ik toch voor intervisie. Onder goede begeleiding heb ik geleerd hoe ongekend nuttig dit kan zijn om elkaars perspectieven te leren begrijpen en daarmee goede samenwerking te bewerkstelligen.

  1. Eigengereid of tegendraads?

“Eigengereid” Blijf altijd in je eigen benadering beloven tenzij er goede argumenten voor zijn dat er een betere methode bestaat.

  1. Tropen of Nederland?

“Daartussen ga ik niet kiezen. De Global Surgery beweging waar ik me voor inzet gaat over de noodzaak om vanuit verschillende werelden van elkaar te kunnen leren en te streven naar gelijkwaardigheid. Twee derde van de wereldbevolking heeft geen toegang tot veilige chirurgische zorg terwijl de zorg bij ons allesbehalve duurzaam georganiseerd is dus we geven nou niet bepaald het goede voorbeeld. Er zijn nog genoeg mooie doelen om naar te streven waarmee we hier verbetering in kunnen brengen.

 

 

– Door Emy van der Valk Bouman, Lotte van Rijn & Emilie Breekveldt –