Interview Dokter Media

07 okt 2022

We hebben afgesproken met twee van de vier redactieleden van Dokter Media, een online platform dat medische berichten uit de media van korte begrijpelijke uitleg voorziet. Eén van hen is één van de oprichters van Dokter Media, Lester, en één van hen is ook jonge dokter, Anouk.

“Kunnen jullie wat meer over jezelf vertellen?”

Lester: “Na de huisartsenopleiding en een jaartje waarnemen, heb ik de opleiding tot ziekenhuisarts gevolgd. Toch heb ik niet gekozen voor een vaste werkplek in het ziekenhuis. Ik werk nu drie dagen in de week voor het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) en één dag in de week als arts in het verpleeghuis. En ondertussen heb ik Dokter Media opgericht met mijn goede vriend Tijs Stehmann, dat idee ontstond inmiddels alweer acht jaar geleden.”

Anouk: “Ik ben ook dokter, nu in between jobs, maar ik ga binnenkort beginnen met de opleiding psychiatrie in het AMC. Hiervoor heb ik gewerkt als arts-assistent bij de neurochirurgie. Daarnaast ben ik gepromoveerd bij de psychiatrie in Groningen op de invloed van hormonen op depressie. Ik zeg altijd: ‘ik vind alles leuk boven het sleutelbeen’.”

“Hoe is Dokter Media ontstaan?”

Lester: “Vóór de oprichting waren Tijs (Stehmann, red.) en ik huisgenoten. Tijs deed de zij-instroom voor de opleiding Geneeskunde. Aan het eind van de dag bespraken we vaak wat we hadden meegemaakt. Eens vertelde hij over een patiënt die met de krant in de spreekkamer verscheen en vragen had bij een nieuwsartikel. Tijs begon zich af te vragen hoe het toch komt dat de informatie die patiënten lezen soms nauwelijks overeen komt met de informatie waar specialisten toegang tot hebben. Ik had eenzelfde ervaring toen ik in het 1e jaar van de huisartsenopleiding zat; er kwam iemand op mijn spreekuur voor het meten van zijn PSA, omdat hij van zijn buurman had gehoord dat dit belangrijk was, die had dat op zijn beurt op TV gezien. Zo kwamen er steeds meer voorbeelden. We dachten, daar moeten we iets mee. Zo kwamen we op het idee voor een plek waar medisch nieuws op genuanceerde wijze van uitleg wordt voorzien en waar veelvoorkomende misvattingen worden weerlegd.”

“Hoe hebben jullie dat verder uitgedacht?”

Lester vervolgt: “We zagen toen nog niet concreet voor ons hoe we dat moesten aanpakken. Wel  lazen we in die tijd een verslag van een NTvG-dag die in het teken stond van communicatie rondom de medische wetenschap, tussen de regels door was af te leiden dat er een groter gedragen  behoefte was aan een plek voor nuance en duiding bij medisch nieuws. In eerste instantie zijn we op zoek gegaan naar wat er al gedaan werd op dit gebied; in Nederland bestond er nog niet zoiets, maar in het buitenland waren er al een aantal initiatieven (in Engeland: Behind the Headlines van de NHS, en in Amerika en Australië Health News Reviews).  We bedachten dat het interessant en ook goed zou zijn om zelf iets op te zetten. Het idee was om bij een krantenbericht te beginnen, want dat wordt door patiënten gelezen. We wilden aan specialisten uit het vakgebied vragen om te reageren op het nieuwsbericht, door een kort stukje te schrijven en informatie aan te leveren, zodat wij er vervolgens een stuk van konden maken. Met dat idee zijn we langs veel plekken geweest. We begonnen bij werkplekken die we nog kenden van onze coschap- en ANIOS-plekken. Veel specialisten vonden het een goed idee maar wilden het eerst overleggen met de vakgroep. Vaak werden we doorverwezen naar de beroepsverenigingen, omdat individuele specialisten van hun ziekenhuis vaak niet zomaar online mogen reageren. De beroepsverenigingen verwezen op hun beurt naar Thuisarts of NWO, die we allemaal hebben gesproken. Kortom: we zijn overal geweest, bijna anderhalf jaar lang. Iedereen vond het een goed plan, maar niemand had tijd.”

”Uiteindelijk is de belangrijkste vraag: Wat kun je met dit nieuws als je patiënt bent en je hebt deze ziekte, of je gebruikt dit medicijn, of je wilt bijvoorbeeld gezonder eten? Wat verandert er voor hen nou écht vandaag?”

“Hoe zijn jullie verder gegaan?”

Lester: “Ik was inmiddels bijna huisarts en Tijs bijna klaar met zijn coschappen, toen we bedachten het gewoon zelf te gaan doen. Samen zijn we gaan kijken of het lukte om zelf een stukje te schrijven, misschien hoef je helemaal geen medisch specialist te zijn om nuance aan te brengen bij een krantenbericht. Zodoende hebben we ons eerste artikel geschreven en dit gemaild naar vrienden en familie. Dat viel meteen goed in de smaak. Zo zijn we verder uit gaan breiden. Na een tijdje hadden we aantal stukjes verzameld, toen hebben we een vriend benaderd die een website heeft gebouwd. Vanaf dat moment zijn we de kranten in de gaten gaan houden en bleven we stukken produceren. Zo schrijven we al zeven jaar gemiddeld één keer per week een stukje.”

“Werden de artikelen met enthousiasme ontvangen? En kwam dat enthousiasme dan vooral uit de medische wereld of juist van de ‘leken’?”

Lester: “Het enthousiasme kwam eigenlijk meteen vanuit allebei; we waren (én zijn) met name verrast door hoe leuk de medici het vinden. In eerste instantie wilden we ons vooral op de patiënt, de leek, richten, maar er zijn ook veel artsen die ons volgen en enthousiast zijn. Ik denk dat dit komt omdat artsen merken dat ze via ons op de hoogte blijven van het nieuws waar hun patiënten mee zouden kunnen komen.”

“Hoe hebben jullie Dokter Media vanaf dat moment zien evolueren? Was er een moment waar op jullie dachten: nu wordt Dokter Media groots en bekend?”

Lester: “We hebben het live gaan van de website gedeeld in de Volkskrant. Dat was natuurlijk echt een booster en maakte dat we voelden dat we serieus genomen werden. Maar ik denk dat de grootste verandering kwam toen we via twitter hoorden dat onze stukjes ook voor medisch onderwijs werden gebruikt. Dat was een realisatiemoment. We beseften dat de manier waarop wij onderzoeken, lezen en vertalen een soort van kunst(je) genoemd mag worden.”

“Hebben jullie een speciale methode ontwikkeld voor het schrijven van de stukken?”

Lester vertelt lachend: “Ja, dat noemen we de ‘Dokter Media methode’. We analyseren nieuwsberichten altijd op dezelfde manier; het eerste dat je leest is uiteraard de kop. Maar veel mensen lezen alleen de kop, en slaan de bladzijde daarna om. De eerste vraag die we onszelf dus altijd stellen is: ‘Wat suggereert de kop?’. In de kop kan je bijvoorbeeld vaak causaliteit terugvinden, terwijl het onderzoek daar geen conclusie over trekt. Het hele bericht wordt vervolgens snel gelezen alsof er sprake is van oorzaak-gevolg, terwijl dit niet het geval is.

Als tweede komt de vraag: ‘Waar komt dit nieuws vandaan?’. We leggen uit wat er staat in de publicatie achter het krantenbericht. De derde vraag is: ‘Is dit echt iets nieuws?’. Heel vaak komt er namelijk iets in de krant wat allang bekend is, en bijvoorbeeld in een richtlijn beschreven staat. Dan is het belangrijk om jezelf af te vragen: wat is nu de nieuwswaarde? Soms is een krantenbericht bijvoorbeeld helemaal niet gebaseerd op een nieuwe publicatie, maar is het een persbericht bedoeld om meer geld of aandacht te krijgen voor een bepaald onderwerp (bijvoorbeeld omdat het Wereld Diabetesdag is).

Tenslotte volgt de belangrijkste vraag: ‘Wat kun je hier nu concreet mee?’ Wat verandert er nou écht vandaag voor de patiënt? We benaderen het nieuwsbericht en de achterliggende bron altijd met deze vier vragen. Wanneer we de informatie concreet willen maken voor de patiënt moeten we bijna altijd de risico’s vertalen. Bijvoorbeeld: wat is het absolute risicoverschil en wat is het number needed to treat?”

“Hebben jullie er weleens over nagedacht: willen we alleen die krantenberichten duiding geven of willen we zelf ook graag nieuwsberichten genereren? Beginnen jullie vingers hier niet af en toe van te jeuken?”

Lester: “Dat hebben we zeker gedaan. We hebben verschillende formats gehad voor onze rubrieken. Er zijn veel wetenschappelijke publicaties die de krant niet halen, terwijl die soms veel interessanter zijn dan de gekozen nieuwsberichten. Daarnaast halen mensen allang niet meer al hun nieuws uit de krant, maar ook van social media en TV bijvoorbeeld. We proberen onszelf er continu aan te herinneren dat we voornamelijk bezig moeten blijven met hetgeen waar we goed in zijn, nuanceren van bestaande nieuwsberichten. We schrijven ook geen reacties op columns uit de Libelle, we houden het bij de grote dagbladen en NOS. Gaandeweg zijn er wel meer rubrieken bijgekomen, zo hebben we de rubriek ‘In het kort’ in het leven geroepen. Het kost veel tijd om de eerdergenoemde vier vragen altijd helemaal te beantwoorden. Soms lees je iets waarvan het zo duidelijk is, daar hoef je maar een paar zinnen aan te besteden en dan is de angel eruit. Daarnaast komt er af en toe een interessant promotieonderzoek voorbij in de krant, bijvoorbeeld omdat er vanuit de academie persbericht verschijnt. Toen dachten we: wij kunnen wel wat schrijven over dit persbericht, maar het is veel leuker als de promovendus zelf aan het woord komt, die kent het onderzoek tenslotte het allerbeste. Dat is geworden onze rubriek: Doctor Media. Daar is Anouk de geestelijk moeder van.”

“Dat is een mooie titel! Hoe ben je dat geworden Anouk, ‘geestelijk moeder’?”

Anouk lacht en vertelt: “Een deel van mijn promotieonderzoek ging over pilgebruik en de effecten hiervan op stemming. Ik woonde tijdens mijn onderzoek in Amerika. Eén van mijn papers werd gepubliceerd in JAMA Psychiatry, een blad met een hoge impact factor. Amerikanen zijn goed in hun publicaties ‘verkopen’, dus ik wist dat er een persbericht over geschreven zou worden. Drie jaar eerder was er een studie gepubliceerd over dat depressies vaker voorkwamen bij pilgebruiksters, dat werd toen breed uitgemeten in de media. Ik verwachtte dus dat ook mijn onderzoek veel media-aandacht zou gaan genereren. Van tevoren was ik daarom al bezig met hoe ik dit moest gaan aanpakken. Mijn studie toonde namelijk aan dat bij pilgebruiksters op jonge leeftijd meer depressieve klachten voorkwamen, maar niet dat pilgebruik daar de oorzaak van was. Dit laatste was een heel belangrijke nuance. Ik voelde aan dat die nuance verloren zou gaan. Daarnaast was ik bang dat mensen alleen quotes zouden gebruiken als: ‘Pilgebruik veroorzaakt depressie bij jonge vrouwen’. Ik heb daarom nauw contact gehad met het mediateam van Harvard Medical School.

Inmiddels was ik al teruggevlogen naar Nederland, en toen ging het voor mijn gevoel mis. Hoe genuanceerd ik het ook probeerde te vertellen, het ging niet zoals ik wilde. Ik zag het bijvoorbeeld escaleren op Facebook. Een vriend tipte mij contact op te nemen met Dokter Media. Ik heb Lester en Tijs gemaild met mijn verhaal. Ik vertelde dat ik niet altijd blij was met hoe mijn paper in de media was verschenen en ik vroeg of ik iets kon schrijven voor Dokter Media. Daar is het mee begonnen. Het was de eerste keer dat een onderzoeker zelf contact opnam en aan de bel trok. Nadat ik dit artikel had geschreven, ben ik bij Dokter Media blijven plakken, waar ik dus onder andere de ‘’Doctor Media’’ rubriek heb opgezet. Wat ik leuk vind aan Dokter Media is dat ik de ruimte krijg om nieuwe dingen te bedenken en te proberen, en natuurlijk ook soms op mijn bek te gaan.”


”Het taalgebruik in onder andere berichtgeving in de media is complex, waardoor een groot deel van de Nederlandse inwoners moeite heeft om dit te begrijpen. Daar moeten we iets aan doen. Want deze mensen hebben wél behoefte aan genuanceerd medisch nieuws.”

“Wat zijn jouw plannen voor de toekomst hiermee?”

Anouk vertelt vol enthousiasme: “Na mijn PhD ben ik gaan werken bij de neurochirurgie. Ik werkte in een ziekenhuis in Den Haag, waar het taalbegrip minder is dan gemiddeld in Nederland. Het viel me op dat veel patiënten eigenlijk weinig idee hadden van wat er ging gebeuren. Dat zette mij aan om na te denken hoe we de communicatie met patiënten beter op hun behoeften kunnen laten aansluiten. Het taalgebruik in onder andere berichtgeving in de media is complex, waardoor een groot deel van de Nederlandse inwoners moeite heeft om dit te begrijpen. Daar moeten we iets aan doen. Want deze mensen hebben wél behoefte aan genuanceerd medisch nieuws. We willen daarom onze nuancerende uitleg op een andere manier aanbieden. Samen met de Universiteit Leiden, Dokter Media en een andere mediapartij heb ik het afgelopen jaar een project uitgedacht om medisch nieuws te nuanceren via filmpjes. We hopen hiervoor een beurs binnen te halen, en als dat lukt gaat Dokter Media dus iets nieuws lanceren. Daarbij willen we ons meer richten op jongeren, bij hen leven vaak andere vragen dan wat er in de krant verschijnt.”

‘’Waar jullie het allebei over hadden, wat wij ook erg ondersteunen, is dat jullie bezig zijn met onderwijs voor geneeskundestudenten. Kunnen jullie daar meer over vertellen?”

Lester: “Het onderwijs voor geneeskundestudenten ontwikkelen we zelf. Het geven van onderwijs begon bij de huisartsopleiding in het AMC. Na mijn opleiding hebben zij gevraagd of ik het leuk vond om te komen vertellen over Dokter Media. Veel mensen vinden de uitleg over het ontstaan en oprichten van Dokter Media interessant. Naast onderwijs voor studenten en huisartsen in opleiding werden we ook steeds vaker gevraagd voor symposia en praatjes. We hebben toen bedacht om één van onze artikelen van A tot Z uit te pluizen en ons publiek stap voor stap mee te nemen in wat we precies doen. Er zijn veel punten die steeds terugkomen. Het verschil tussen een verband en oorzaak-gevolg, of tussen correlatie en causaliteit, is een klassieker. Die kom ik nog elke dag tegen. Ik denk dat het voor elke geneeskundestudent belangrijk is om te weten welke onderzoeksmethoden zich wel of niet lenen voor bepaalde stelligheid in je conclusie.”

“Hoe doen jullie al dit werk met z’n vieren?”

Lester legt uit: “We zijn een bedrijf op papier, maar niet een met steady inkomsten die zijn werknemers betaalt. We moeten de website draaiende houden, maar we proberen ook af en toe iets leuks te doen (eigen fietsshirts laten maken) of lekker uit eten te gaan met vergaderingen. Dat is een balans waar we continu naar op zoek zijn. Nu we ook onderwijs geven, hebben we meer inkomsten. Zo konden we vorig jaar ruimte maken om een stagiair te begeleiden. Zij heeft een e-learning gemaakt van ons onderwijsmateriaal. Dat computerprogramma was duur, maar kunnen we nu betalen. Maar uiteindelijk vinden we het vooral heel tof dat we mensen kunnen inspireren.”

“Jullie vertelden dat jullie acht jaar geleden begonnen zijn, sindsdien is er op het gebied van internet veel veranderd. Nepnieuws is momenteel een belangrijk onderwerp. Hoe heeft dat jullie bedrijf veranderd?”

Lester: “Ik denk dat de belangrijkste verandering voor ons corona is geweest. Dat ging gepaard met heel veel nepnieuws. We kregen veel vragen om het coronanieuws te reageren. Mensen hadden behoefte aan goede informatie. Wij werden door sommige mensen geacht om één van de partijen te zijn die daarin zou voorzien. Dat was in het begin heel lastig, omdat er weinig bekend was en veel onduidelijk. We hebben kritisch moeten kijken naar wat we wel en niet konden schrijven. Ook al was de vraag naar nuance bij nieuwsberichten groot, we hebben de eerste twee maanden gezegd: wij doen even niets. Om goed genuanceerd te kunnen schrijven moet je namelijk betrouwbare bronnen hebben waar je op kunt terugvallen en naar kunt verwijzen. We kunnen geen dingen nuanceren met onze eigen mening of met globale schattingen. Het was een interessante periode. Sinds corona is social media steeds meer gegroeid en het aanbod aan nieuws om te nuanceren veel groter geworden. We zijn door de coronatijd ook veel bekender geworden omdat mensen meer op zoek zijn gegaan naar genuanceerd nieuws.”

“Tot slot, wat zouden jullie onze volgers als tip mee willen geven om zich meer in het lezen van medisch nieuws te bekwamen?”

Lester vertelt: “Je bent als arts ook wetenschapper. Vanuit het evidence-based medicine perspectief is het heel belangrijk om je bronnen te checken. De belangrijkste les die ik zou willen meegeven: realiseer je dat heel veel nieuws bewust gemaakt wordt. Dat kan bijvoorbeeld door een onderzoeker zijn, die zijn werk in de krant wil hebben of een academie die hun onderzoeksgroep met een persbericht bij Op1 aan tafel willen hebben. Daarnaast zijn er andere partijen die ervoor zorgen dat bepaalde artikelen in het nieuws komen, fondsen van ziektes bijvoorbeeld. Een fonds dat aan het begin van de collecteweek met een bericht in de krant staat, dat kan helemaal georkestreerd zijn. Er zijn verschillende aanleidingen om in de krant te willen komen, en het loopt vaak anders dan hoe je het leest. Veel van deze voorbeelden komen trouwens ook terug in het boek dat we hebben geschreven over het nuanceren van medisch nieuws.”

Anouk vult aan: “Wat ik heb geleerd tijdens mijn promotie is dat journalisten fouten kunnen maken, want het begrijpen van nuances kan ontzettend lastig zijn. Maar ook de onderzoeker zelf begrijpt het soms niet helemaal. Zo komen fouten in een persbericht te staan, wat vervolgens verder kan escaleren. Waar je als onderzoeker wél controle over hebt, is wat er via het persbericht naar buiten wordt gebracht en welke key-notes hierbij horen. Als je zorgt dat dat klopt en bij de basis blijft, is de kans dat het daarna fout in de media komt ook aanzienlijk kleiner.”

Lester sluit af: “Uiteindelijk moet je je als onderzoeker en communicatiebureau heel goed realiseren dat je het persbericht schrijft met de vraag: wat verandert dit nu, vandáág, voor de arts en patiënt in de spreekkamer? Je schrijft het niet voor je mede-onderzoekers, die willen weten hoe je je onderzoek precies hebt gedaan. Als je dat wilt uitleggen, dan moet je dat ergens anders doen, op een symposium bijvoorbeeld. Maar niet in de krant. Het enige dat de lezer van de krant moet weten is: welke vraag is er met dit onderzoek opgelost, en welke nog niet? Het is ontzettend lastig om die vragen te beantwoorden, want als onderzoeker zit je vier jaar lang helemaal in dat onderzoeksgebied. Voor de krant zul je het onderzoek heel concreet moeten beschrijven. Het is goed om je te beseffen dat jij, als arts of onderzoeker, ook een verantwoordelijkheid hebt om het nieuws genuanceerd naar buiten te brengen.”

 

Door Lotte van Rijn en Emilie Breekveldt