Blog Pauline Schuit: “Waarom ik bedrijfsarts word? Alles aan deze baan klopt voor mij.”
Sinds kort volg ik de opleiding tot bedrijfsarts. Na allerlei omzwervingen heb ik met veel enthousiasme voor deze richting gekozen – bij Arbo Unie doe ik onder toezicht van mijn arts-begeleider al praktijkervaring op.
Toen ik geneeskunde ging studeren, had ik dat niet verwacht. Mijn droom was chirurg worden. Ik wilde levens redden, mensen beter maken. Maar hoe dichter ik bij die droom kwam, hoe meer ik me realiseerde dat aan die heroïek nadelen kleefden die mij zwaarder vielen dan voorzien: lange dagen, onregelmatige werktijden, nachtdiensten. Ik zag ook niet hoe ik de combinatie kon maken met mijn andere droom: een gezin en balans tussen werk en privé.
Wat dan? Andere specialismen in het ziekenhuis trokken mij minder, terwijl ze dezelfde keerzijde hadden. Iets minder extreem misschien, maar nog steeds pittig. Ik besloot mijn werkgeluk te zoeken buiten het ziekenhuis. Eerst als verzekeringsarts, maar ook daar vond ik het niet. Voor mij was het te veel papierwerk en te weinig gericht op herstel en verbetering. Het ging er vooral om of mensen in aanmerking kwamen voor een ziektewetuitkering.
Mijn volgende stap was de farmaceutische industrie. Op de medische afdeling van een grote geneesmiddelenontwikkelaar begeleidde ik onder meer studies naar nieuwe medicatie, hield ik wetenschappelijke ontwikkelingen bij, deed ik onderzoeksvoorstellen en gaf ik trainingen over de middelen die we op de markt brachten. Mooi en boeiend werk, maar uiteindelijk waren voor mij de doorgroeimogelijkheden te beperkt. Daarvoor zou ik naar het hoofdkantoor in Zwitserland moeten. Mijn werkgever zag dat graag gebeuren, maar thuis was de afspraak dat we wel klaar waren met verhuizen. Bovendien miste ik de directe patiëntenzorg.
Zo stond ik na zeven jaar opnieuw op een kruispunt. Dit keer nam ik de afslag naar de bedrijfsgeneeskunde. In eerste instantie enigszins huiverend; ik was bang dat het werk veel leek op dat van een verzekeringsarts. Ik ben daarom eerst met verschillende arbodiensten gaan praten en heb met een aantal bedrijfsartsen meegelopen. Toen raakte ik snel overtuigd: dit is echt iets voor mij!
Een van de mooie kanten van dit vak is dat je kijkt naar de totale mens: naar lichaam en geest, naar werk én privé. In het ziekenhuis ben je voornamelijk bezig met de medische inhoud en veel minder met wie je tegenover je hebt, met hoe diegene in het leven staat. In mijn huidige werk ligt dáár juist veel nadruk op: hoe help je iemand balans te vinden of ondanks klachten zijn of haar werk te doen? Waar zit de bottleneck? Wat voor behandelplan past daarbij? Soms kun je met kleine aanpassingen al veel bereiken, zoals een betere stoel voor iemand met rugklachten. Of flexibelere werktijden voor een medewerker die tijd nodig heeft voor mantelzorg.
Je komt met de meest uiteenlopende mensen en klachten in aanraking en ondertussen zit je bij grote en kleine organisaties aan de directietafel om te adviseren over hoe ze zorgen dat hun medewerkers goed in hun vel zitten, onder gezonde, veilige omstandigheden werken, minder snel uitvallen.
Die aandacht voor preventie heb ik nergens zo sterk gevoeld als bij Arbo Unie. Voor mij was dat een belangrijke reden om voor deze werkgever te kiezen: juist op dat vlak is nog veel terrein te winnen. Ook dat Arbo Unie zo veel disciplines in eigen huis heeft, sprak me aan. Van arbeidshygiënisten tot ergonomen, psychologen, organisatiedeskundigen en een afdeling die gespecialiseerd is in revalidatie. Dat maakt dat de lijnen kort zijn, waardoor we veel van elkaar leren en elkaar versterken.
Ik zit helemaal op mijn plek. De begeleiding is fantastisch – dat ondervind ikzelf als zij-instromer, en ik hoor het ook van collega’s die bij Arbo Unie het speciale arts-traineeprogramma volgen. Oké, de hectiek van de chirurgie, de heroïek van het gevecht op leven en dood, die mis je. Maar wat je terugkrijgt, weegt voor mij zwaarder: afwisselend werk in een vakgebied dat sterk in beweging is en dat – terecht – steeds meer aandacht krijgt. En dat binnen kantooruren. Wat wil je nog meer?