Interview Esther van Fenema

05 nov 2020

Opiniemaker, psychiater, lijsttrekker, violiste

Ze omschrijft zichzelf als een hele nieuwsgierige en gedreven vrouw. Waar ze blij van wordt? ‘Van dingen die echt zijn en dingen die ergens over gaan. Maar ze houdt ook van oppervlakkigheden zoals hoge hakken en mooie nagellak. Uitersten eigenlijk.’

Je noemt ‘dingen die echt zijn’. Wat bedoel je daarmee?

‘Dat je in je werk echte gesprekken met mensen hebt. Dit staat voor mij in contrast met het bureaucratische. Die zaken waarvan iedereen weet dat het onzin is ‘maarja, het moet’. Er zit tegenwoordig veel vertrouwen in niet-menselijke dingen zoals regels, protocollen en richtlijnen. Dat is natuurlijk allemaal goed voor de kwaliteit, maar er is een optimum. En ik denk dat we daar al overheen zijn nu. Doorgeschoten. Protocollair werken kan ook een beetje onmenselijk zijn. Wij staan soms ten dienste van de regels, in plaats van andersom, zoals het hoort. Op het moment dat je een patiënt tegenover je hebt in de spreekkamer of op de eerste hulp gaat het weer echt ergens over, en dan bestaan al die verwarrende randvoorwaarden even niet.’

‘En natuurlijk de beweging waar we met NL Beter mee bezig zijn. Daarmee gaan we echt iets moois doen, we gaan er iets van maken.’

In 2019 richtte Esther met enkele collega-artsen NL Beter op. Een nieuwe politieke partij die zich richt op onderwijs, zorg en onze leefomgeving. Esther zal optreden als lijsttrekker bij de aanstaande verkiezingen op 21 maart 2020.

Hoe is de keuze om de politiek in te gaan tot stand gekomen?

‘Heel intuïtief, want ik ben niet iemand die heel erg gepland en ambitieus de boel uitstippelt. Ik ben wel een vrij activistisch persoon en schrijf de dingen waar ik tegenaan loop op, of ik ga naar de Tweede Kamer om erover te praten. Helaas merkte ik in de afgelopen jaren dat het eigenlijk nooit tot verandering leidde. Daarnaast zijn er gebeurtenissen die me zijn bijgebleven. Zoals op de Intensive Care staan naast het bed van een meisje dat een zelfmoordpoging had gedaan omdat ze de wachtlijsten in de GGZ niet meer trok. Ouders in wanhoop naast het bed. Hoe kan ik dan een goede dokter zijn als ik alleen zeg ‘Ja ik vind het ook heel vervelend’. Of dat je ‘s morgens aankomt lopen bij het ziekenhuis en dat daar dan iemand in een rolstoel met een geamputeerd diabetisch been zit te roken. Dan denk ik: dit klopt toch niet! Al die dingen samen leidden op een gegeven moment tot deze stap.’

“Ik vind alles beter dan niks doen eigenlijk”

Wanneer ben je tevreden met NL beter?

‘Ik vind toch wel dat we minstens 1 zetel moeten kunnen halen. Stel dat we geen zetel halen, maar wel de agenda van de andere partijen beïnvloed hebben door ons statement, ben ik ook al tevreden.’

Dat statement luidt als volgt:
‘Ik vind dat we moeten streven naar een gezonde samenleving met een sterke publieke sector. Ik vind de maatschappij van tegenwoordig heel erg geld-gestuurd. De menselijke maat is verdwenen. Ik denk dat iedereen het daarmee eens is, maar ik vind de consequenties daarvan ook heel heftig. Er ontstaat namelijk een soort tweedeling in de maatschappij. Enerzijds de mensen die het allemaal redden, waarbij gezondheid bijna elitair wordt, en anderzijds de mensen die kwetsbaar zijn. Het is toch onbestaanbaar dat we met elkaar de basiszorg niet goed regelen. Dit komt door allerlei perverse prikkelingen. Ziekte als verdienmodel. Dat je daar als dokter aan meewerkt vind ik heel moeilijk te verteren. Sommige mensen vinden het fascistisch als je allerlei dingen wil gaan controleren, zoals het aanpakken van de lobby van allerlei suikerondernemingen, maar dat is natuurlijk ook weer elitair om te kunnen zeggen. De lage  sociaal economische klasse wordt de dupe van deze doorgeschoten neoliberale samenleving, waarbij het echt allemaal om consumeren gaat. Deze groep is niet goed vertegenwoordigd in het gesprek. Daarbij komt dat lage inkomens niet de enige probleemgroep zijn, kijk maar naar verslaafde pubers in Het Gooi. Het voelt als mijn verantwoordelijkheid om als dokter iets aan deze welvaartsproblematiek te doen. NL Beter is niet de zoveelste task-force of manifest, maar bemoeit zich met wet-en-regelgeving en roept niet vanaf de zijlijn.

Je treedt al langer op in de media als opiniemaker. Vond je het spannend om met NL Beter nog meer op de voorgrond te treden?

‘Alle tegenwind die je als opiniemaker voor je kiezen krijgt hoort erbij. Als je zaken in het systeem wilt gaan wijzigen roept tegenreacties op. Ik noem dit altijd een heel hachelijk project. Het is natuurlijk bizar dat je de spreekkamer uitgaat terwijl er een tekort is aan psychiaters. Ik vind het idioot dat het nodig is. En ja, ik vind het spannend omdat niemand zit te wachten op jouw goede bedoelingen.’

“In feite zit niemand te wachten op mijn goede bedoelingen.”

Naast de geneeskundeopleiding heeft Esther ook het conservatorium afgerond als violiste. We vroegen haar wat ze in de spreekkamer vindt wat ze in de muziek niet vindt.

‘Mensen beter maken. Met muziek kan je mensen ook in een betere toestand krijgen – als je mazzel hebt, maar ik denk dat je als arts écht impact kan hebben op mensenlevens door leed te verlichten. Daarbij is geen enkel verhaal hetzelfde. Die afwisseling is in de muziek toch minder evident en wat meer cultureel-elitair. In de spreekkamer ontmoet ik veel meer verschillende soorten mensen.’

In je boek Het ontstemde brein en in interviews ga je geregeld in op podiumangst onder musici. De angst om te falen speelt ook bij dokters. Zijn er nog meer overeenkomsten tussen beiden?

‘Jazeker. Ik heb in het verleden onderzoek gedaan naar persoonlijkheidskenmerken bij conservatoriumstudenten en geneeskundestudenten en dat was behoorlijk overeenkomstig; dat hele hoge streefniveau, het dwangmatige, perfectionistische, dat is heel belangrijk om een goed musicus te worden of een goede dokter, of allebei zoals ik. De kwetsbaarheid is dat als het een keer minder goed gaat of het risico op falen bestaat, dat dat veel impact kan hebben. Ik zie dat bij deze generatie jonge dokters ook heel erg, terwijl ik me dat niet zo uit mijn studietijd herinner.’

Heb je door je ervaringen met jonge dokters de opvatting gekregen dat we laagdrempeliger naar een coach zouden mogen gaan, of dat therapie binnen de geneeskundeopleiding meer aandacht moet krijgen?

‘Ja, daar heb ik eerder ook al eens voor gepleit. Wij als psychiaters mogen namelijk in therapie, zeker 50 sessies. Ik denk dat er als arts veel van jou wordt gevraagd en je voor een deel je eigen instrument bent. Therapie is dan wel nodig. Niet vanuit het pathologiseren, maar vanuit het optimaliseren. En we maken natuurlijk genoeg heftige dingen mee. Ik denk dat het een beetje ouderwets is om te zeggen ‘Deal with it, het hoort erbij’. Dat is toch echt een hele domper, als je probeert om iets bespreekbaar te maken en je dan hoort dat je een ander vak moet kiezen. Dat is natuurlijk een beetje dom en angstig van zo iemand.’

Je hebt zelf therapie gevolgd bij Christa Widlund, ook bekend als dichteres en schrijfster onder haar pseudoniem Anna Enquist. In een interview met NRC zei je eerder ‘Ze heeft mijn leven gered’. Wat maakte die sessies met haar zo bijzonder?

‘Ik ben opgevoed in een omgeving die erg prestatiegericht was en bij haar heb ik geleerd dat je ‘oké’ bent zoals je bent – wat een enorm cliché is, dat besef ik als ik het zeg. Ik heb gekozen voor een studie waar heel veel discipline en structuur bij komt kijken en het is allemaal leuk als je dat lang kan volhouden, maar op het moment dat het niet lukt of je kan een keer niet presteren en je faalt, dan was ik bang dat ik daar niet mee om zou kunnen gaan. Dat is iets waar ik grotendeels wat steviger in ben geworden. Je eigenwaarde enkel ontlenen aan wat je presteert werkt niet, want het is nooit genoeg. Dus in die zin herken ik jullie generatie ook. Voor mij persoonlijk is dat bijvoorbeeld: ‘Je hebt twee studies gedaan, waarom niet drie? Waarom niet een ander instrument erbij?’. Op een gegeven moment moet je gewoon tevreden willen zijn met hoe het nu is.’

“Met slecht gedefinieerde uitkomstmaten als ‘leuk, bijzonder en succesvol’ is het nooit genoeg!”

Wij millennials krijgen vaak te horen dat we niet weerbaar zijn. Hoe zie jij dit eigenlijk?

‘Aan de ene kant is het inderdaad de weerbaarheid die door de opvoedstijl vrij beperkt is. Je kunt namelijk als ouder tegenwoordig alle onaardigheid weghouden en dat wordt vaak gedaan. Je kind laten wennen en snuffelen aan moeilijke dingen is iets wat bij de ‘curling ouders’ niet vanzelfsprekend is. Als alle kansen en opties liggen voor je om een enorm succesvol, bijzonder en geweldig wezen te worden, kun je eigenlijk alleen nog maar falen op een gegeven moment. Aan de andere kant speelt ook de prestatiemaatschappij een rol. Dan zijn er die slecht gedefinieerde uitkomstmaten als ‘leuk, bijzonder, succesvol’. Dat haal je nooit, dan is het nooit genoeg. De combinatie van matige weerbaarheid en het gevoel dat je eigenlijk nooit goed genoeg bent zie ik veel terug bij jullie generatie. Het lijkt me heel stressvol en daar heb ik ook compassie mee. Als je al kwetsbaar bent voor een angststoornis of depressie, dan ben je in deze tijd gewoon in de aap gelogeerd.’

Je hebt zelf drie stiefkinderen. Doe je het nu zelf qua opvoeding dan heel anders dan jouw ouders het hebben gedaan?

‘Ik probeer een soort blend te vinden, want ik denk wel: haal alles uit je talenten en zoek een beetje de grenzen van je prestatie op, vind wat bij jou past. Dat kan immers ook mooi zijn. Ik bedoel, als je alles alleen maar doet als je er zin in hebt, ja dan komen er bij de meeste mensen geen mooie dingen tot stand. Door hoe ik zelf ben opgevoed, ben ik nu zo ver gekomen. Het is dus ook een soort zegen. Wel met aantal bijwerkingen. Zonder mijn opvoeding had ik niet kunnen doen wat ik nu gepresteerd heb.’

Hoe ga jij om met teleurstellingen in het werk of conflicten op de werkvloer?

‘Op de een of andere manier heb ik daar altijd veel impact van, dat raakt me heel erg. Het vak dat je uitoefent is iets heel belangrijks; het is een stuk identiteit. Dus als er conflicten in ontstaan dan heeft dat veel impact bij mij. Ik probeer mentaal en fysiek in een goede conditie te zijn. Verder helpt mediteren, sporten en viool spelen goed bij mij. Kortom: ik heb zicht op mijn persoonlijke handleiding. Ik heb eens de ‘mentale schijf van vijf’ gelanceerd. Het is heel belangrijk dat elke jonge dokter leert wat zijn/haar handleiding is.’

Mentale schijf van vijf

Dit is precies waar Esthers laatste boek Waarom kan ik niet gewoon gelukkig zijn? wat afgelopen zomer verscheen, ook over gaat. Haar boek maakt met leuke verhalen uit de spreekkamer duidelijk dat meer kennis over jezelf leidt tot meer compassie en mildheid naar jezelf. Het boek probeert de lezer te helpen met het beantwoorden van individuele vragen, zoals ‘Waarom is het nooit goed genoeg voor mij?’

“Ik verzet me heel erg tegen die rat race waarbij iedereen er hetzelfde uit gaat zien. Dat is echt absurd.”

Naast het ontdekken van je eigen handleiding, stelt Esther dat het heel belangrijk is om je eigen stijl als arts te ontwikkelen en te zoeken naar wat bij jou past. ‘Want anders ben je gewoon niet geloofwaardig’ zegt ze. ‘Wat ik in mijn tijd in het conservatorium heb geleerd is dat het in ieder geval goed is om een vaardigheid geleerd te hebben, maar dat je zo snel mogelijk weer je eigen blend ervan maakt en kijkt; wat neem ik daarvan mee? Echtheid en authenticiteit zijn medebepalend voor je succes als dokter vind ik. Aan de andere kant ben ik ook wel vrij ouderwets en streng, en vind ik ook dat je gewoon je rijtjes moet kennen en moet zorgen dat je een anamnese volledig doet.’

Ze vertelt: ‘Ik vind dat een goede dokter toch een beetje een soort artiest is. Om creatief met je patiënten om te gaan en steeds weer goed het contact te kunnen leggen, in plaats van volgens het protocol alles aan te kruisen en te zeggen ‘Goh, ik zie dat het naar is voor u’. Als het allemaal zo uniform, zo gestileerd wordt, dan verdwijnt echtheid. ‘Wat geloof ik het themawoord van dit  gesprek was’, lacht ze.

 


Door Asmanie Thakoer en Martine van der Linde